Samen hebben we gezien hoe de recente overstap naar ‘leren op afstand’ ertoe heeft geleid dat onderwijsinstellingen vrijwel zonder uitzondering online commerciële platformen hebben omarmd. Wat we een aantal maanden geleden nog een ‘elephant in the room’ noemden, heeft uiteindelijk alle resterende ruimte in dekamer van het onderwijs met voeten getreden. Het voelt misschien alsof dat een plotse verandering is, maar het was al langer in de maak. Sinds een paar jaar vertrouwt jouw instelling haar netwerkcommunicatie, een aantal van haar digitale archieven en samenwerkingstools toe aan tech-giganten. Het begon met het uitbesteden van diensten die binnen het onderwijs als niet centraal worden gezien (zoals e-mail en interne communicatie) aan Google, Microsoft en Facebook. Er werden contracten gesloten met private partners om ‘Learning Management Systems’ zoals bijvoorbeeld Blackboard te leveren, wat betekent dat de manier waarop lessen, roosters en examenresultaten worden georganiseerd, opgeslagen en gecommuniceerd niet meer in handen is van jouw instelling.
Nu ‘online onderwijs’ snel de norm is geworden, hebben scholen en universiteiten wereldwijd elk breder beslissingsproces overgeslagen en tekenden ze voor vaak dure licenties met Microsoft, Google of Zoom. Dit gebeurde deels vanwege de pandemische noodtoestand, maar ook omdat beslissingen op het gebied van IT vaak ver verwijderd zijn van de praktijk van lesgeven en leren. Ongeacht hoe deze pandemie zich zal ontwikkelen, is het duidelijk dat de modellen voor online leren, de contracten en afhankelijkheden die nu worden opgesteld, bedoeld zijn om te blijven. Het is daarom dringend en noodzakelijk dat we bespreken wat dit alles omvat, waarom dit een problematische situatie is en hoe we ons ertegen kunnen verzetten.
Diensten van Zoom, Microsoft Teams en Google Apps zijn gecentraliseerd in de datacentra van de licentiërende bedrijven en de broncode van hun software wordt niet verspreid. Het ontwikkelen van lokale versies is dus nauwelijks een optie, zelfs niet wanneer meerdere scholen zouden besluiten om hier samen aan te werken. Vanaf nu moet je voor lesgeven en leren gebruik maken van tools en platformen die helemaal niet bedoeld waren voor het onderwijs, maar die in eerste instantie werden geproduceerd voor het stroomlijnen van bedrijfsmanagement, om software-ontwikkeling te coördineren of om online-gaming te ondersteunen. Je zal wel hebben gemerkt hoe elk van hen zijn eigen vormen van pedagogie, normativiteit en misbruik met zich meebrengt. Anders gezegd, deze platforms zijn niet neutraal. Zij zijn de belangrijkste actoren van een gezamenlijke inspanning om het openbaar bestuur, de gezondheidszorg, de handel en het onderwijs in de ‘cloud’ te brengen; dit is in het belang van de bedrijven die de diensten beheren, niet in het algemeen en openbaar belang. De economische modellen van deze bedrijven volgen uiteraard de wetten van de markt, dus behalve dat ze zich bezighouden met twijfelachtige praktijken zoals de uitbuiting van arbeidskrachten over de hele wereld of het machtsmisbruik dat hun monopoliepositie hen toestaat, zullen ze ook jouw instelling laten meeslepen met de behoeftes van hun aandeelhouders.
Het regime van constante feedback en waardeoordeel, dat al bepalend was voor het formele onderwijs, voldoet nu ook aan de algoritmische blik van bedrijven die verdienen aan het verwerken en verkopen van steeds meer gebruikersgegevens, wat resulteert in een leeromgeving die gestructureerd is door verstrengelde vormen van kwantificering en extractie, zowel van studenten als van personeel. De Terms Of Use waarmee u akkoord ging, geven u niet veel agentschap over uw persoonlijke gegevens. Privacy noch veiligheid zijn een prioriteit voor deze bedrijven. Wat voor hen belangrijk is, is het intensiveren en optimaliseren van vormen van insluiting, zodat iedereen altijd aanwezig is; online en gecontroleerd. Daarbij worden onderwijsmanagers voorzien van een altijd actueel dashboard dat laat zien wie er online is, hoe lang en wanneer.
Jouw instituut accepteert blijkbaar dat onderwijspraktijk afhankelijk is van het fortuin van Sillycon Valley miljardairs. Ze staat tech-giganten toe plaats te nemen binnen institutionele processen, binnen met gemeenschapsgeld betaalde culturele en educatieve ruimtes, inclusief diegenen die zich toewijden aan decolonisatie en commoning. Dit trekt jou, jouw collega’s en medestudenten dieper binnen in het web van commerciële belangen en invloeden. Dat onderwijs afhankelijk wordt van cloud-based platformen werpt ernstige vragen op over haar institutionele omkadering en duurzaamheid. Kennis van- en ervaring met infrastructuur lekt weg en daarmee ook het vermogen om beslissingen te nemen, of om je zelfs maar te kunnen voorstellen hoe een (digitale) omgeving voor samen leren eruit zou kunnen zien.
Maar we kunnen opschuiven naar andere manieren om ‘online te gaan’. Dat betekent dat we bezig zullen zijn met infrastructuur. Afhankelijk van de institutionele situatie kan dit verschillende vormen aannemen. Je kan al eenvoudigweg even bij elkaar komen om mogelijke andere workflows te bespreken. Je zou ook de gebruiksvoorwaarden (‘terms of use’ documenten)van online tools samen kunnen lezen en analyseren. Of je kan de directie vragen hoeveel het allemaal kost. Of je kunt bijvoorbeeld gebruik maken van één van de gedecentraliseerde ‘community-run’ diensten die door o.a. onderstaande organisaties worden aangeboden. Je zou het onderzoek naar en het ondersteunen van van alternatieve digitale praktijken kunnen integreren in lessen, en daar indien mogelijk uren en middelen aan kunnen besteden. Je kan het hoofd bieden aan de tegenstrijdigheid van afhankelijkheid van software-giganten, die voorbijgaat aan inventieve, niet-gecentraliseerde praktijken waar studenten en docenten al bij betrokken zijn. Omdat alternatieve praktijken vaak buiten de contracten van de instelling om bestaan, valt de onderhoudslast vaak op de schouders van onafhankelijke vrije softwareprojecten die nooit bedoeld waren om structurele openbare diensten te leveren.[1] We moeten meer en betere vormen van communicatie en uitwisseling ontwikkelen tussen onderwijs en infrastructureel werk. Het is belangrijk om de barrière tussen technologische en pedagogische expertise te doorbreken en de reeds verstrengelde relaties tussen hen opnieuw te articuleren. Kortom, we moeten inspraak hebben in de besluitvorming over de technische voorwaarden voor het onderwijs.
Het gaat er niet alleen om platformen te vervangen door “eerlijker” alternatieven, hoewel dit natuurlijk wel belangrijk is. Het gaat er in de eerste plaats om dat we de tijd nemen om processen op de voorgrond te plaatsen die tech-giganten graag buiten het zicht houden. Het is belangrijk om samen te leren hoe we technologie anders kunnen ervaren, om leefbare en kritische relaties te ontwikkelen die kwetsbaarheid, wederzijdse afhankelijkheid en zorgvuldigheid erkennen. Dit betekent dat we moeten studeren, discussiëren en samen experimenteren. Gezamenlijk kunnen we andere verbeeldingskracht ontwikkelen voor de technologische infrastructuur die het onderwijs nodig heeft, wat ook betekent dat we ons opnieuw moeten afvragen wat het onderwijs zelf zou kunnen en moeten zijn. Het is een overgangsproces: van het verwachten van efficiëntie naar het toelaten van nieuwsgierigheid; van schaarste naar multipliciteit en van snelle oplossingen naar vele mogelijkheden.
Constant, 1 september 2020
[1] Een voorbeeld van dergelijke situaties komt van de piek van de videoconferentie tijdens de lockdown in Europa dit voorjaar, toen de Franse non-profitorganisatie Framasoft op hun website aan nationale onderwijsinstellingen moest vragen om hun servers niet meer te gebruiken:
16 maart 2020: Framatalk is overbelast. We vragen de verantwoordelijken van het nationale onderwijs (leraren, studenten, administratief personeel) geen gebruik te maken van onze diensten tijdens de confinement en om te rade te gaan bij hunadviesgevers. We weten dat het Ministerie van Onderwijs zelf de middelen, vaardigheden en zichtbaarheid heeft om de online diensten te creëren die nodig zijn voor een goede werking tijdens een confinement. Onze verenigingswet van 1901 (red: in Frankrijk) kan het gebrek aan voorbereiding en bereidheid van het Ministerie niet compenseren. Dank u voor het reserveren van onze diensten voor mensen die niet beschikken over de IT-middelen van een nationale instelling (particulieren, verenigingen, kleine bedrijven en coöperaties, collectieven, gezinnen, enz.)